Bloemmandjes

‘De hofstede Vreedelust aan de Spanjaardslaan te Haarlem’ (1799), W.B. Craan en een uitsnede met het ‘bloemmandje’ aldaar (Bron: Rijksmuseum Amsterdam)

In ‘Bloemtuinen’, hoofdstuk IV in het tweede deel van Nederlandsche tuinkunst (1837), onderscheidt de anonieme auteur perken in:
A. Bloemheesterboschjes, met van binnen naar buiten middelhoge bloemheesters, hoog groeiende bloemplanten, laagblijvende plant- of zaaibloemen;
B. vakken met alleen hoog en laag groeiende bloemgewassen, hogere in het midden;
C. vooral in het gezigt van het woonhuis, kleine perkjes of zoogenaamde bloemmandjes, rond, ovaal of van eene andere bevallige gedaante, meestal versierd met fijne bloemen, bolplanten en potgewassen.’

Zo’n klein perkje, zo’n zogenaamd bloemmandje kun je ook letterlijk nemen. De bovenstaande afbeelding uit 1799 (40 jaar voor het boek) laat dit zien. Twee andere, wat ‘gewonere’, voorbeelden die me te binnen schoten staan hier onder.
Jan Holwerda

Uitsnede Angerenstein (Arnhem 1850-1854), Augustus Wijnantz (Bron: Gelders Archief)

Uitsnede ontwerptekening voor de tuin van het Trommiushuis aan de Turfsingel westzijde in Groningen, ongedateerd, ongesigneerd (Bron: Groninger Archieven)

Houte geschilderde katten

‘Vier en twintigh houte geschilderde katten om in de boomen te hanghen’ (1686), uit Inventarissen van de nalatenschap van Joseph Deutz en stukken betreffende de scheiding van de meubelen en inboedel tussen Agneta Deutz en de familie van Lucretia Ortt (1685-1688)

Hoe leuk!! ‘Vier en twintigh houte geschilderde katten om in de boomen te hanghen’. Een citaat uit 1686 aangereikt door Juliette Jonker-Duynstee. Ongetwijfeld betreft het vogelverschrikkers. Genoemd in een inventaris uit 1686, van Joseph Deutz, echtgenoot van Lucretia Ortt. Het is een lijst van goederen op Het Pannenhuys in De Beemster. Het moet een visvijver hebben gekend en een tuin waarvoor Deutz citrusbomen en jasmijnstruiken uit Genua had laten komen. Zijn landerijen werden gebruikt voor de ossenhandel: aankoop in Denemarken en Sleeswijk-Holstein, vetmesten in De Beemster en verkoop aan o.a. de VOC.

Zelf kende ik ‘geschilderde katten’ op staalplaat. Uit een catalogus van bijna drie eeuwen later, uit Heenk’s land- en tuinbouwgereedschap uit 1941. Daarin staan twee katten als vogelverschrikkers, onder de modelnamen ‘Kattekop’ en ‘Poes’.
Jan Holwerda


De vogelverschrikkers ‘Kattekop’ en ‘Poes’ (1941), uit Heenk’s land- en tuinbouwgereedschap 

Uyt de grond gestoolen 10 Piramide Taxis Boomen


Blommarkt Amsterdam, uitsnede Gezicht op het stadhuis te Amsterdam (ca 1720), Andries en Hendrik de Leth (Bron: Rijksmuseum Amsterdam, groot)

Tusschen den 25 en 30 April is by het dorp Nichtevegt over de Plaets van den Hr. Christoffel Brants genaemt Petersburg, uyt de grond gestoolen 10 Piramide Taxis Boomen, van 8, tot 10 a 11 voeten hoog, die den daeder weet aen te wyzen, of de boomen te regt brengt aen Cornelis van Oosten op de Bloemmarkt tot Amsterdam sal 25 gulden tot een vereering genieten’, aldus een bericht in de Amsterdamse Courant van 6 mei 1717.

Het chagrijn van de rijke Amsterdamse koopman Brants zal groot geweest zijn. Niet alleen omdat dergelijke piramides duur waren, maar vooral ook omdat tsaar Peter de Grote en zijn gevolg de buitenplaats Petersburg in 1717 bezochten. In augustus van dat jaar gaf Brants een groot tuinfeest voor de tsaar. Of de gestolen piramides toen weer gevonden waren of dat er nieuwe taxusbomen zijn geplaatst, is helaas niet bekend.

Cornelis van Oosten (1673-1723) was een vooraanstaand entenier, die in Leiden en Amsterdam enterijen had met een breed assortiment (fruit)bomen. Ook kon je bij hem terecht voor grote taxusbomen. Hij adverteerde bijvoorbeeld in de Oprechte Haerlemsche courant van 25, 28 en 30 maart 1713 de verkoop van ‘3000 taxis-piramides-bomen van 4, 5, 6, 7 en 8 voet hoog en 1000 taxisbomen van 2, 3 en 4 voet hoog tot hagen’.

Cornelis was een neef van Hendrick van Oosten, de Leidse entenier die het traktaat De Nieuwe Nederlandse Bloem-hof ofte de sorgvuldige Hovenier (1700, zie hier) schreef. Na de dood van Hendrick in 1719 kocht Cornelis zijn huis en enterij met alles erop en eraan voor in totaal 8.800 gulden (4.000 voor het huis en 4.800 voor al het plantsoen op de enterij). Met handel in bomen viel goed geld te verdienen.

De bloemmarkt die in de advertentie wordt genoemd, vond plaats in de zomer op maandagmorgen op de Deventer Houtmarkt in Amsterdam. In het voor- en najaar was er op maandagmorgen een boommarkt op de St. Lucien Burgwal achter het Weeshuis (het huidige Amsterdam Museum). Cornelis was daar regelmatig te vinden.
Lenneke Berkhout, met dank aan Leo van der Meer voor de advertentie


Petersburg (1718/1719), Daniel Stoopendaal (Bron: Het Utrechts Archief)

Het Buiten nr 4


De voorgevel van Beeckestijn in 1952, met de in WO II opgeschilderde bomen (Bron: NH Archief)

Het Buiten nr. 4, een speciale WO II editie, viel afgelopen week in de bus. Hij staat ook al online, klik hier. Net als het essay van Hanneke Ronnes en Conrad Gietman, De laatste oorlog van het kasteel, in het kader van Dag van het kasteel 2020: Bezet & Bevrijd, klik hier.

Naast de verhalen die in beide publicaties staan zijn er nog veel andere en zeker ook vele andere beelden. Zo kende ik wel de foto van Beeckestijn van direct na WO II, maar had ik nooit bewust de op de gevel geschilderde bomen gezien. Eens te meer bewijs dat zien iets anders is dan kijken. (Zie ook de eerdere weblog van 6 sept 2016).


Uitsnede foto van voorgevel van Beeckestijn in 1954, met de in WO II opgeschilderde bomen (Bron: NH Archief)

Agtkantig Weener renbaan-paviljoen op Moskou bij de Muiderpoort (Amsterdam)


Gezigt van het Agtkantig Weener renbaan-paviljoen bevatte een amusant wedrennen of ridderspel, staande en gelegen in den Tweeden of Achter-Tuin van Moskou, buiten de Muiderpoort te Amsterdam (1825), N. de Vries (Bron: Stadsarchief Amsterdam)

Bladerend kwam ik het boven staande Agtkantig weener renbaan-paviljoen tegen. Staande in de Tweeden of Achter-Tuin van Moskou, buiten de Muiderpoort te Amsterdam.

Twee toenmalige krantenberichtjes (1826) maken reclame:


Het kunstmatig Weener renbaan-paviljoen met ridderspel


Nu ook met nieuwe exercitie-voorwerpen én Tursch-Muzijk

En het Algemeen Handelsblad van 19 augustus 1904 geeft terugblikkend een beschrijving: ‘Het was op alle feestdagen, Zon- en Woensdagen geopend; de intreê was voor de zitplaatsen een kwartje per persoon, kinderen beneden de 12 jaar betaalden slechts een dubbeltje. Het was er tamelijk duur, want voor elken toer op een der verschillende vehikels of beesten betaalde men nog extra een dubbeltje tot een schelling, al naar gelang van de pracht van het gekozene. Trouwens de keuze was ruim, men trof er eene Russische slede, een triomfwagen, een kameel, een adelaar, een wolf, een tijger en nog tal van andere in hout nagebootste en berijdbaar gemaakte exemplaren van het dierenrijk.
Mits een dag te voren bij den boekhandelaar F. H. Hoorn op den N.Z. Voorburgwal bij de Kolk besproken, werden ook door den eigenaar private voorstellingen georganiseerd. De prijzen daarvoor waren niet bepaald matig, want voor 25 personen waren die gesteld op 25 gulden, ƒ 40 voor 50 en ƒ 70 voor honderd personen.
De voorstelling duurde dan 5 uren en met tusschenpoozen van 6 minuten werden – het geheel 25 toeren, die elk 6 minuten duurden gedaan. Die rustpoozen waren noodig om de werklieden niet te zeer af te beulen, want de stoom werd nog niet aangewend als beweegkracht en alles kwam aan op de spieren der duwers. Voor het orkest werd twintig gulden extra in rekening gebracht.
Ik geloof niet dat men tegenwoordig heel veel liefhebbers zou vinden voor het zeer twijfelachtige genot om gedurende 150 minuten gezeten op een houten rijdier rond gedraaid te worden.’


‘Caroussel im Chinesischen Styl’ (1798), uit: Ideenmagazin für Liebhaber von Gärten,
Englischen Anlagen und für Besitzer von Landgütern
van J.G. Grohmann.

Afbeelding en beschrijving klinken als een overdekte carrousel. Een toestel dat verbeeld werd door Grohmann en op meerdere buitenplaatsen voorkwam. Meerdere reisverslagen noemen namelijk een carrousel op de buitenplaats Rhederoord (De Steeg) en een van de verslagen noemt de (tuin)architect Johan Philip Posth (1763-1831) als de vervaardiger. Ook Het Loo kende een carrousel, ingebracht door de (tuin)architect Johann David Zocher (1763-1817). In een door hem ondertekende brief gedateerd met 16 maart 1809 valt namelijk te lezen: ‘... ’t carroussel aftezenden … ’t zelve naar ’t Loo, behoorlijk geembaleerd, geexpedieerd heb, ten overvloede heb ik een timmermansknegt mede gegeeven, ten einde ’t zelve in goede orde weder te kunnen zetten …
Jan Holwerda

Druppelirrigatie in Den Nederlandtsen hovenier


Uit Den Nederlandtsen hovenier (1669) van Jan van der Groen

Het groen buldert de grond uit, potten en kuipen raken gevuld en het is droog!! Dat en het eerdere bericht over de inzet van de brandspuit van Jan van der Heyden op de buitenplaats (zie hier) schoten me door het hoofd toen ik bovenstaande afbeelding uit Den Nederlandtsen hovenier van Jan van der Groen vandaag weer eens zag.

Het gaat mij ook hetgeen waar de E. bij staat, aan de voet van de oranje- en vijgeboompjes:

E. Zijn water-testen waer in een reepje laken lent / waer upt het water langs het selve geduurig na de wortel afdruppt.

Uit een citaat dat ik eens aanhaalde in een artikel over het overbrengen van volwassen bomen met mallejannen van elders naar kasteelpark De Haar, komt eenzelfde toepassing naar voren. Het Algemeen Handelsblad uit 1895 weet te melden:

Deze boomen worden gedurende den aanleg kunstmatig gevoed. Aan eiken stam is bevestigd een bloempot, half gevuld met aarde en katoenen of wollen draad, en verder met water. Uit de opening in den bodem van den pot hangen losse draden af, die met het andere einde in den grond tusschen de wortels verspreid zijn. Door het voortdurend afsijpelen van vocht uit den pot langs de draden blijft de grond om den wortel ook in ’t droogste weer steeds vochtig en kunnen de wortelvezels gelijkmatig het noodige voedsel opnemen.

Gezien de omvang van de verplaatste bomen en hun waterbehoefte denk je onwillekeurig aan flinke bloempotten.
Jan Holwerda

Kasteeltuinen Muiderslot

(OVERGENOMEN)

Rijksmuseum Muiderslot is meer dan het oudste kasteel van Nederland. Het is een magische plek, omringd door water én groen. De kasteeltuinen staan vol (vergeten) groenten, kruiden, planten, vruchten en (eetbare) bloemen. Met de opbrengst uit de tuinen zijn eeuwenlang in het kasteel de heerlijkste maaltijden bereid. En nog steeds leveren de tuinen elk jaar een rijke oogst op. De vesting Muiderslot is bovendien onderdeel van de Stelling van Amsterdam, UNESCO werelderfgoed. De tuinen van het Muiderslot zijn dagelijks geopend en bieden bezoekers volop gelegenheid om te komen genieten van dit groene erfgoed.

Yvonne Molenaar en Henk Boers, De kasteeltuinen van het Muiderslot, Zwolle 2020, ISBN 9789462622883
€ 15,95, p. 72  inzien

 

Vingerspaden

Een aantal jaren geleden stootte ik bij een online antiquariaat op een catalogus van Blass & Groenewegen uit De Bilt. Deze firma verkocht vanaf 1892 (tot 1934) o.a. tuingereedschappen. De aankoop was een gok, een behoorlijk bedrag zonder te weten wat inhoud en omvang zouden zijn. Maar het bleek een boekwerk uit waarschijnlijk 1908-1910 met allerhande niet groene invullingen en benodigdheden voor de tuin, een waar document op dat terrein.


Nu even een paar plaatjes uit die catalogus, omdat ze zo aardig zijn. In tuin en bloembak buldert alles, ook onkruid, nu de grond uit. En u kent ze wel die kleine ’tuinsetjes’, handgereedschap voor bv de bloembak of voor gebruik door kinderen.
Maar in die categorie staat ook iets mij onbekends, ‘vingerspaden’. Gezien het plaatje stel ik me er een soort van kokertje met ‘nagel’ bij voor die je over je vinger schuift en waarmee zonder eigen nagel of vinger te beschadigen onkruid weg of de grond los krabt.
Jan Holwerda

Elsenburg, de verdwenen buitenplaats

(OVERGENOMEN)
De geschiedenis van de verdwenen buitenplaats Elsenburg in Maarssen is tevens de geschiedenis van het ontstaan van het buitenleven aan de Vecht. De rijke koopman Joan Huydecoper (1599-1661), burgemeester van Amsterdam, speelde daarbij een belangrijke rol. Hij bouwde zijn boerenhofstede de Gouden Hoeff in 1628 uit tot het buitenhuis Goudestein. In de jaren erna realiseerde hij, als projectontwikkelaar avant la lettre, nog zo’n veertig buitenplaatsen. Daarmee veranderde de heerlijkheid Maarsseveen van een boerendorp in een lustoord van buitenplaatsen. Elsenburg, ontworpen door de bekende classicistische architect Philips Vingboons, was de eerste in de reeks. Op de buitenplaatsen vonden in de loop van de tijd grote veranderingen plaats wat betreft het type huis, de leefstijl van de bewoners en de omvang en inrichting van tuinen en omliggende gronden. Deze ontwikkelingen zien we terug in het verhaal over de buitenplaats Elsenburg.

Jan Simonis, Jaap Kottman en Hans van Bemmel, Elsenburg, de verdwenen buitenplaats. Het ontstaan van het buitenleven aan de Vecht, ISBN 9789087048341, € 25,-, p. 228. Inkijkexemplaar met inhoudsopgave en bestellen, zie hier.